1. Transitievergoeding Gebruiken Voor Opleiding: Transitievergoeding krijgen
Als u wordt ontslagen, dan krijgt u een ontslagvergoeding. Dit heet de transitievergoeding. Voorwaarde is dat uw dienstverband minimaal 2 jaar heeft geduurd. De hoogte van detransitievergoedinghangt af van uw salaris en de duur van uw dienstverband. In een aantal situaties krijgt u geen of niet de hele transitievergoeding.
- Wat is de transitievergoeding?
- Hoogte transitievergoeding
- Geen transitievergoeding
- Uw werkgever heeft minder dan 25 werknemers
Transitievergoeding Gebruiken Voor Opleiding: Wat is de transitievergoeding?
Bij ontslag (of als uw werkgever uw tijdelijke contract niet verlengt), krijgt u een transitievergoeding (ontslagvergoeding). U kunt de transitievergoeding gebruiken voor een opleiding, om zo makkelijker een andere baan te vinden. Een voorwaarde voor de transitievergoeding is wel dat u minimaal 2 jaar in dienst was.
2. Transitievergoeding Gebruiken Voor Opleiding: Hoogte transitievergoeding
De hoogte van de transitievergoeding (ontslagvergoeding) hangt af van uw salaris en de duur van uw dienstverband. De vergoeding is maximaal € 79.000 bruto of 1 jaarsalaris, als dat hoger is. Bij het (bruto) maandsalaris horen:
- vakantiegeld
- eindejaarsuitkering
- eventuele bonussen
- ploegentoeslagen en overwerkvergoedingen van de laatste 12 maanden
U kunt de transitievergoeding zelf berekenen op werknemer.mijnwerkenzekerheid.nl.
3. Transitievergoeding Gebruiken Voor Opleiding: Geen transitievergoeding
U krijgt geen transitievergoeding als u korter dan 2 jaar in dienst was. Er zijn daarnaast nog een aantal situaties waarin u geen of niet de complete transitievergoeding (ontslagvergoeding) krijgt:
- U neemt zelf ontslag.
- Het gaat om een ontslag met wederzijds goedvinden. U mag dan zelf bepalen welke afspraken u met uw werkgever maakt over een vergoeding.
- U krijgt ontslag omdat u ernstig verwijtbaar handelt. U pleegt bijvoorbeeld diefstal of fraude.
- U krijgt ontslag omdat u AOW krijgt of met pensioen gaat.
- In de cao staat een vergelijkbare andere regeling.
Heeft u wel recht op een transitievergoeding, maar betaalt uw werkgever niet of niet alles? Dan kunt u daarvoor de rechter inschakelen. Om uw recht op de transitievergoeding te houden, moet u dit wel binnen 3 maanden na uw ontslag doen.
4.Transitievergoeding Gebruiken Voor OpleidingUw werkgever heeft minder dan 25 werknemers
Als u werkt bij een kleine werkgever met gemiddeld minder dan 25 werknemers in dienst, gelden 2 speciale regelingen tot 1 januari 2020:
- Uw werkgever hoeft niet de hogere transitievergoeding te betalen die geldt voor werknemers die bij ontslag 50 jaar of ouder zijn en 10 jaar of langer in dienst.
- Daarnaast geldt de ‘tijdelijke overbruggingsregeling transitievergoeding’ bij eenontslagaanvraag om bedrijfseconomische redenen door een slechte financiële situatie. Deze regeling gaat ervan uit dat uw dienstverband begon op 1 mei 2013, de jaren ervoor worden niet meegenomen. Hierdoor krijgt u misschien niet de hele transitievergoeding.
5 Transitievergoeding Gebruiken Voor Opleiding: Hoe gebruik ik mijn ontslagvergoeding?
Geldvraag
Ik word binnenkort ontslagen en krijgt dan een ontslagvergoeding uitgekeerd. Nu kom ik erachter dat ik daar belasting over moet betalen. Wat doe ik met die vergoeding?
Inderdaad, sinds 2014 bestaat er geen regeling meer om de ontslagvergoeding belastingvrij weg te zetten in een zogenoemde stamrecht. Het geld wordt sindsdien altijd ineens uitgekeerd in het jaar van ontslag en daarover betaalt u inkomstenbelasting.
Iedereen die ergens twee jaar of langer gewerkt heeft, heeft recht op een transitievergoeding. Transitie betekent overgang en het verwijst naar de tijdelijke periode tussen ontslag en nieuw werk. Het geld is bedoeld om bijscholing van te betalen of een eigen bedrijf op te richten. De WW is om van te leven, dus de vergoeding hoeft niet te worden verrekend met de WW.
Er zijn toch nog wel wat mogelijkheden om uw oprotpremie – want dat is het – handig te besteden. Wie het geld gebruikt om een opleiding te betalen, kan de kosten daarvan bij de volgende belastingaangifte opvoeren als aftrekpost. De eerste 250 euro is niet aftrekbaar. Als uw partner meer verdient, mag die ook het bedrag aftrekken. Fiscale partners mogen deze aftrekpost van elkaar overnemen.
De kosten voor het oprichten van een eigen bedrijf kunnen later ook worden verrekend, zodra de onderneming inkomsten begint op te leveren. Want zo werkt het bij elk bedrijf. U betaalt alleen belasting over de inkomsten, na aftrek van kosten en investeringen of afschrijvingen.
Wie vertrekt bij een werkgever met een pensioenregeling, kan de ontslagvergoeding ook voor pensioen gebruiken. U kunt voor de duur van de WW-uitkering vaak aangesloten blijven bij het pensioenfonds, als u zelf de premie betaalt. Soms wil de werkgever ook premie blijven betalen. U kunt daarover onderhandelen voor het ontslag. Een ondernemer kan zelfs tot tien jaar aangesloten blijven bij zijn pensioenfonds.
Bij het pensioenfonds blijven kan voordelig zijn, vooral voor 45-plussers. Oudere werknemers betalen vaak dezelfde premie als jongeren, maar bouwen minder lang op. Voor jongeren is pensioen opbouwen via banksparen ook een optie. Daar moet je wel wat moeite voor doen.
Vroeger konden 40-plussers met een WW-uitkering gebruikmaken van de regeling van stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP). Ouderdoms- en partnerpensioen werd dan (deels) gratis voortgezet. De FVP-regeling bestaat niet meer. Nu zijn de partners via het pensioenfonds nog wel verzekerd van een partnerpensioen, zolang de WW duurt.
Wie verwacht snel werk te vinden, kan de ontslagvergoeding ook uitgeven. Er gaat dan wel 40 procent belasting af en voor zover het jaarinkomen hoger is dan 67 mille zelfs 52 procent. Het is extra geld. Is de oude werkgever toch nog ergens goed voor geweest.
286.000 studenten volgen een studie die opleidt tot werk dat potentieel verdwijnt
Resultaten State of the State, thema onderwijs en arbeidsmarkt
Hoeveel studenten volgen een studie die opleidt tot werk dat als gevolg van robotisering potentieel verdwijnt? Die vraag heeft Deloitte beantwoord als onderdeel van het data-analyse programma State of the State. De resultaten zijn opvallend, met name in het mbo.
In 2014 publiceerde Deloitte een onderzoek naar de impact van robotisering op de arbeidsmarkt dat veel stof deed opwaaien. De strekking? In de komende tien tot twintig jaar verdwijnen er in Nederland tussen de 2 en 3 miljoen banen als gevolg van steeds verdergaande automatisering en robotisering.
Een groep mensen op wie deze robotiseringstrend een grote impact zal hebben, zijn de werknemers van de toekomst. De studenten die nu de collegebanken bevolken, staan immers over twee decennia op het hoogtepunt van hun carrière. Vandaar dat de vraag interessant is of zij zich bewust zijn van de potentiële effecten van de nieuwe digitale werkelijkheid.
Om dit te bepalen heeft Deloitte de uitstroomgegevens van alle mbo-, hbo- en wo-opleidingen in Nederland onderzocht. Het aantal studenten dat daadwerkelijk naar een bepaald type werk uitstroomt – niet noodzakelijkerwijs het werk waarvoor zij zijn opgeleid – is vermenigvuldigd met de kans dat dit type werk in de komende twintig jaar door robotisering verdwijnt. Dit geeft op verschillende niveaus interessante inzichten.
Het robotiseringsrisico berekenen
De complexiteit van vermenigvuldigen van uitstroomgegevens met robotiseringskansen, zit hem in het goed koppelen van de verschillende gegevensbronnen. Het eerdere robotiseringsonderzoek (2014) maakte gebruik van de internationale ISCO-indeling voor beroepsgroepen. De in dit onderzoek gebruikte doorstroomgegevens van studenten, zijn afkomstig van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA). Het ROA gebruikt een eigen indeling en om die reden zijn alle ISCO-coderingen omgezet naar deze ROA-indeling. Vervolgens kon het robotiseringsrisico per (ROA)beroep worden bepaald. Om hier weer de impact van vast te stellen (het aantal studenten dat daadwerkelijk zonder werk kan komen te zitten) is dit risico vermenigvuldigd met de deelnemer/student aantallen van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).
Hoe hoger opgeleid hoe minder kwetsbaar
De onderstaande grafiek in Figuur 1 laat zien dat hoe hoger het niveau van de opleiding is die een student volgt, hoe kleiner de kans is dat deze wordt opgeleid voor banen die in de toekomst dreigen te verdwijnen. Voor 42,3 procent van de huidige mbo-studenten (174 duizend van de 411 duizend studenten) geldt dat zij worden opgeleid voor werk dat over tien tot twintig jaar potentieel niet meer bestaat. In het hbo geldt dit voor 19,3 procent van de studenten (84 van de 437 duizend). In het wo daalt dit percentage tot 10,4 procent (28 van de 266 duizend).

En deze inschatting is vermoedelijk nog aan de conservatieve kant. Als van een studie minder dan 2,5 procent van de studenten naar een bepaald beroep uitstroomt, zijn de gegevens van deze studenten vanuit privacyoverwegingen niet in de bestudeerde statistieken opgenomen. Dan bestaat de kans dat de beroepskeuzes van individuele leerlingen te achterhalen zijn. Voor de robotiseringskans van deze niet-opgenomen beroepen hebben de onderzoekers daarom een aanname gedaan. Ze zijn uitgegaan van het wel opgenomen beroep met de laagste robotiseringkans binnen de desbetreffende opleiding. De impact hiervan is groot. Wordt bijvoorbeeld gekeken naar de gemiddelde robotiseringskans van alle beroepen binnen de desbetreffende opleiding dan zijn de verschillende uitkomsten nog hoger.
Het is een krachtig signaal aan studenten, ouders, onderwijsinstellingen en beleidsmakers: nog meer dan dit altijd al het geval is geweest, wordt het de komende jaren belangrijk studenten bewust een keuze te laten maken voor een bepaalde opleiding. Het perspectief op werk dient daarin mee te worden genomen. Omdat opleidingen in het hoger onderwijs (HBO en WO) minder kwetsbaar zijn is het essentieel te blijven investeren in het opleidingsniveau van onze beroepsbevolking. Het zou in dit licht een ongewenste ontwikkeling zijn als door huidige en toekomstige beleidsmaatregelen, zoals het leenstelsel, studenten minder vaak de keuze maken om door te studeren.
Geen daling aantal studenten die studies volgen die opleiden tot kwetsbare beroepen
Een ander beeld dat uit het onderzoek naar voren komt, is dat er geen daling zichtbaar is in het aantal studenten dat opleidingen volgt die opleiden tot kwetsbare beroepen. Zoals de onderstaande figuren laten zien, is het aantal deelnemers in de meest kwetsbare opleidingen de afgelopen vijf jaar niet gewijzigd, laat staan afgenomen. De vraag is dan ook of studenten zich bewust zijn van het risico dat zij lopen straks geen werk te hebben. Dit geldt overigens niet alleen in het mbo; ook in het hbo en wo is de instroom in de meest risicovolle opleidingen de laatste jaren niet significant afgenomen.
MBO-opleidingen
HBO-opleidingen
WO-opleidingen

Hier ligt een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Beleidsmakers en het onderwijs hebben een belangrijke rol in het creëren van transparantie en goede begeleiding van studenten bij hun studiekeuze. Studenten zelf dienen een geïnformeerde en afgewogen keuze te maken. Ook het bedrijfsleven speelt een rol, meer en actief meepraten met het onderwijs over trends en ontwikkelingen (ook op de langere termijn) is essentieel.
Per opleiding grote verschillen
Tot slot valt het op dat de verschillen per opleiding groot zijn. In het mbo varieert het robotiseringsrisico van banen waar de individuele opleidingen toe opleiden tussen 70 en 13 procent, in het hbo tussen de 52 en 3 en in het wo tussen 43 en 3. Een constante is wel dat de beroepen met het grootste robotiseringsriscio op alle drie de niveaus grotendeels vallen in het cluster van accountancy, finance, economie en recht. En ook bijvoorbeeld opleidingen tot secretarieel ondersteuner (mbo), in de landbouw (hbo) en rond bedrijfskunde en HRM (wo) zijn relatief kwetsbaar.

Een overzicht van alle opleidingen, hun robotiseringsrisico en het aantal getroffen studenten is opgenomen in de bijlage ‘De impact van automatisering op het Nederlandse onderwijs’ die u hier kunt downloaden of bovenin de pagina.
Lees ook het persbericht over dit onderwerp.
Over State of the State
Dit robotiseringsonderzoek is een onderdeel van Deloitte’s State of the State, een actuele data-analyse van ons land, bedoeld om beleidsmakers en organisaties van bruikbare inzichten te voorzien op uiteenlopende maatschappelijke thema’s. Zo komen ook zorg en veiligheid aan bod in dit programma. Deloitte analyseert hiervoor open data en kijkt naar onderlinge samenhang. State of the State is onderdeel van GovLab, Deloitte’s platform voor maatschappelijke innovaties